PVV Nissewaard roept op tot zienswijze indienen Windmolenpark Spijkenisse Noord
6 februari 2021PVV Nissewaard roept inwoners op een zienswijze in te dienen tegen de plannen van de gemeente om 18 Megawatt aan windmolens aan de Brielse Maasdijk en de Plaatweg te realiseren. Dit kan door het zenden van een e-mail aan zienswijze@dcmr.nl onder vermelding van zienswijze Windpark Brielse Maasdijk. Of per post door een brief met reactie te zenden aan DCMR Milieudienst Rijnmond, t.a.v. Adviesloket Ruimtelijke Ontwikkeling, Postbus 843, 3100 AV Schiedam o.v.v. zienswijze Windpark Brielse Maasdijk.
Impact
Onderstaand plaatje toont de benodigde ruimte indien windmolenpark Spijkenisse Noord voorzien wordt van 2MW type windmolens. Deze hebben een hoogte van 150 meter, moeten op 500 meter afstand van elkaar staan en veroorzaken, volgens de nieuwe normen, tot 1200 meter overlast. Een rood lijntje is 1200 meter. Ondanks dat hier 7 startpunten worden aangegeven, kunnen er op de 2,5 km maar 5 molens van het type 2MW staan. Links zie je de afstand tot Geervliet, rechts tot Hoogvliet. Zoals te zien, valt heel Spijkenisse Noord in het overlastgevende gebied.
Onderstaand plaatje toont de benodigde ruimte indien windmolenpark Spijkenisse Noord voorzien wordt van 3MW type windmolens. Deze hebben een hoogte van 180 meter, moeten op 600 meter afstand van elkaar staan en veroorzaken, volgens de nieuwe normen, tot 1440 meter overlast. Een paars lijntje is 1440 meter. Er kunnen op de 1,8 km 3 molens van het type 3MW staan. Links zie je de afstand tot Geervliet, rechts tot Hoogvliet. Zoals te zien, valt ruim Spijkenisse Noord (incl. haventje) in het overlastgevende gebied.
Hier bovenstaande berekeningen zijn gemaakt door PVV Gemeenteraadslid ingenieur F.W.O. van Boven.
Regionaal beleid
Momenteel is er in het kader voor invulling van de landelijke doelen uit het klimaatakkoord een zoekopgave gaande, hoe regio’s gezamenlijk invulling kunnen geven aan die doelen.
Binnen die regio’s onderhandelen wethouders over de eventuele locaties.
Uiteindelijk is het niet aan de lokale RES om exact te bepalen waar windturbines komen. Windmolens mogen alleen maar komen op gebieden, aangewezen door de provincie.
Dit moet middels een wijziging van de verordening ruimte.
Deze wijziging moet altijd worden vastgesteld door Provinciale Staten.
Kritische vragen door provinciale fracties
Op dit moment hebben diverse partijen kritische vragen gesteld over de plannen aan de Brielse Maasdijk en de Plaatweg en er is al te kennen gegeven dat een aantal partijen tegen de wijziging van de verordening zullen stemmen.
Meerdere regio’s zijn aan het kijken wat ze willen en het is uiterst belangrijk te weten, dat de provincie nog geen concreet verzoek heeft ontvangen. Er zijn indertijd slechts afspraken gemaakt in de regio strategie, er wordt nog onderhandeld en er kunnen dus nog zaken gewijzigd worden.
Onacceptabel
Zo wil de PVV dat de situatie beoordeeld wordt naar de tegenwoordige normen en niet naar de normen van 2017. Inmiddels is er veel wetenschappelijk onderzoek geweest naar o.a. geluidsfrequentie en afstand van woningen tot de windmolens. Maar in plaats dat de wethouder hier zich in verdiept, beschuldigt hij de PVV en Nissewaard Lokaal van het delen van onjuiste en ongefundeerde informatie, die de beeldvorming negatief beïnvloedt. De PVV vindt de uitlatingen, die wethouder Bal in een filmpje heeft gemaakt, onacceptabel en wil, dat de wethouder deze woorden terug neemt.
Fotomanipulatie
Tevens is er tegen NPO 1 beweerd, dat een raadslid een foto van een windmolen heeft gemanipuleerd. De PVV zou hier graag de bewijzen van zien en heeft de NPO inmiddels uitgenodigd de situatie met eigen ogen te aanschouwen.
Artikelfoto is genomen vanaf de begraafplaats Heenvliet Zuidwest.
Ik ben het volledig eens met uw mening waaruit blijkt dat u grote vraagtekens zet bij de manier waarop de geluidsoverlast bij te bouwen windturbines wordt berekend.
U streeft er naar om drama’s zoals zoals in Geervliet/ Heenvliet, welk plan uiteindelijk werd goedgekeurd op basis van duidelijk aantoonbare FOUTE berekeningsmethoden.
Als lid van de Klankbordgroep inzake Hartelbrug II heb ik een enorm dossier opgebouwd, waar ik u wel mee denk te kunnen helpen.
Ik heb op veel punten input gegeven met artikelen zoals onderstaand. (PDF”s kan ik hier niet bijvoegen, dus kopieer ik dat even in:
————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Pleidooi voor het aan de realiteit aanpassen van geluidsberekeningen bij de plaatsing van windturbines – CONCEPT 8 – Update d.d. 12 feb 2021
Natuurverschijnselen in het algemeen, zoals, donder en bliksem, hurricanes, cyclonen, wervel- en rukwinden, maar ook de dagelijks om ons heen waaiende wind en de daaruit voortkomende geluiden laten zich bijzonder slecht vangen in, door ons mensen verzonnen, berekeningsmethoden.
Soms klopt het, soms niet helemaal, en in zeer veel gevallen klopt het juist helemaal niet!
Een bekend fenomeen zijn bijvoorbeeld de letterlijk onberekenbare eigenschappen van wateroppervlakken. Iedereen heeft weleens gehoord van iemand die zich in een bootje op een meer bevindt en de gesprekken van mensen aan de wal, op zeer grote afstand, letterlijk kan verstaan.
Zou je deze proef, met dezelfde afstanden, op eenzelfde oppervlak in beton, straatstenen of asfalt uitproberen, dan is dat niet het geval. Het ligt dus puur aan de geluidsreflecterende eigenschap van water. Kennelijk overschrijden die waarden, die nog nooit goed zijn onderzocht. In alle in de handel zijnde geluidsberekeningprogrammaas bestaan er geen speciale codes voor wateroppervlakken. Je hebt geen andere keus dan dezelfde code als bij beton/asfaltoppervlakken te gebruiken. Dit zorgt er mede voor dat geluidsberekeningen in situaties waar wateroppervlakken aan de orde zijn sowieso al niet kunnen kloppen omdat de geluidsbelasting altijd hoger zal zijn dan wat de berekening aangeeft. Daardoor zijn er aan de hand van die dubieuze akoestische berekeningen onterecht omgevingsvergunningen afgegeven met alle gevolgen van dien. Bij windmolenpark Hartelbrug II is sprake van 2 wateroppervlakken achter elkaar.
Een totaal ander fenomeen is dat bij industrieel lawaai en ook bij windmolens er incidenteel op een afstand van bijvoorbeeld 300 m relatief weinig geluidsoverlast is, maar op een afstand van 500 m wel! Soms is dat te wijten aan het feit dat zich tussen de bron en het meetpunt wateroppervlakken bevinden, maar soms ook als dat weer niet het geval is. Het zou wellicht aan de luchtvochtigheid kunnen liggen, maar ook dat is niet zeker. Het kan ook een samenspel van een paar verschillende factoren zijn.
Waar ook in geluidsberekening geen rekening mee wordt gehouden is dat “absorberende” oppervlakken zoals grasland, tijdens het wisselen van de seizoenen kunnen veranderen in “reflecterende” oppervlakken. Wat te denken bijvoorbeeld als in de wintermaanden de lengte van gras gemillimeterd is en de bodem is dan hard bevroren. Ook dan geldt nog steeds het oppervlak volgens de geluidsberekening als “absorberend” terwijl het absorberende gras gedurende lange tijd bijna geheel verdwenen is en de bodem stijf is bevroren.
En wat doet een geluidsberekening bijvoorbeeld met het wisselen van de weersomstandigheden van “mistig, miezerig en bedompt” naar “zonnig helder vriezend winterweer”. Hetzelfde geldt voor de relatieve luchtvochtigheid die wel kan variëren van ruwweg 20 tot bijna 95%. Verder ontstaat er nog een bijzonder fenomeen bij de aanwezigheid van een sneeuwpakket. Dat lijkt weer te werken als een spons die geluid opzuigt waardoor er soms een onnatuurlijke stilte kan ontstaan. Een ander praktijkvoorbeeld is de nagenoeg onverklaarbare hoorbaarheid van een goederentrein in het Rotterdams havengebied wat vele Geervlieters zullen hebben ervaren en kunnen beamen. Soms is de goederentrein geruime tijd in Geervliet nauwelijks hoorbaar, terwijl het bij sommige weersomstandigheden (windrichting in combinatie met een bepaalde luchtvochtigheid?) lijkt of hij bij de mensen door de achtertuin rijdt.
Het meest bizarre verschijnsel is wel dat men bij een windmolen zou verwachten dat als de wind in richting van de windmolen waait je het geluid minder zou moeten horen, maar dat het dan, in sommige gevallen, de geluidsoverlast juist toeneemt. Geluid in een besloten ruimte is nog redelijk goed te berekenen, te beheren en te controleren, maar in de vrije natuur is dat overduidelijk niet het geval.
Toch heeft onze overheid, helaas toch al niet erg behendig in het adequaat oplossen van problemen, nu juist aan “geluidsberekeningen” of door insiders liever genoemd “akoestische berekeningen”, die weliswaar niet helemaal waardeloos zijn, maar op zijn minst vaag, aanvechtbaar en niet of nauwelijks controleerbaar, een doorslaggevende rol toebedeeld voor de afstandsbepaling van een windturbine tot de rand van een bebouwde kom. Dat is nu juist vragen, om niet te zeggen afsmeken van nagenoeg onoplosbare geluidsproblemen. Want laten geluidsproblemen nu juist een item zijn, waar grote emotionele, sociale en niet te vergeten extreem grote financiële belangen mee zijn gemoeid. Vooral het bouwen van mega-grote windturbines op ultra-korte afstanden, wat volgens de bij de bouwaanvraag ingediende geluidsberekening verantwoord zou moeten zijn, blijkt in de praktijk duizenden klachten, bezwaren en planschades van omwonenden op te leveren.
Dit heeft, mede door de explosieve toename van steeds maar weer hogere mega-molens, de eens zo nobel bedachte windmolenindustrie met zo’n prijzenswaardig initiatief, als het opwekken van groene stroom, doen verworden tot een soort voedselbank voor advocaten, rechters en adviesbureaus.
Dit lijkt me toch niet echt de bedoeling van de wetgevers te zijn geweest.
Al deze onbedoeld opgewekte conflictsituaties brengen, voor zowel particulieren als voor de overheid enorm hoge extra kosten met zich mee. Voor wat betreft de overheid moeten deze onvoorziene kosten nog worden toegevoegd aan de toch al aanzienlijke subsidiebedragen die uiteindelijk door de belastingbetaler dienen te worden opgebracht. Dit allemaal om de windturbines (waarschijnlijk de enige industriële machine met een negatief verdienmodel) überhaupt het exploiteren mogelijk te maken.
(Tevens wordt nog opgemerkt, dat op het moment van dit schrijven, qua effectiviteit de landwindmolens al door zeewindmolens rechts zijn ingehaald, aangezien deze al dermate voordelig elektriciteit kunnen produceren dat ze binnen afzienbare tijd geen subsidie meer nodig zullen hebben. Iets wat met landwindmolens naar alle waarschijnlijkheid nooit zal gebeuren)
De vraag rijst hoe deze visuele cirkel te doorbreken, zodat alle geldverslindende conflicten over geluidsoverlast van windmolens kunnen worden gestopt.
Het meest voor de handliggende lijkt me dat we even moeten resetten en moeten teruggaan naar het onzalige moment dat de wetgeving voor de bepaling van de afstand tussen windturbines en woningen werd vastgesteld.
Gezien alle problemen die nu al spelen, en die zonder ingrijpen van bovenaf, nog jaren zullen doorgaan, is het m.i. toch volkomen duidelijk dat er eenvoudige, door iedereen controleerbare wetgeving moet komen die een acceptabele afstand, tussen windturbine en woning, zoals dat in onze omringende landen het geval is.
In de andere Europese landen gelden minimale afstanden van windmolen tot aan bebouwing voor woondoeleinden tussen de 700 tot zelfs 2000 m.
Hiermee worden excessen, zoals in Nederland, op voorhand volledig voorkomen.
Om een eindeloze rij van excessen te voorkomen is het noodzakelijk om de geluidsberekeningen bij
te stellen aan de hand van de kennis van nu. Die verworven kennis, die inhoudt dat de uitkomsten van de tot nu gehanteerde geluidsberekeningsmethoden weinig of geen relatie hebben met de geluidsoverlast die in werkelijkheid wordt ondervonden dient te worden meegenomen in het ontwerpen van een geheel nieuwe berekeningsmethode. Het zal niemand verbazen dat de uitkomsten van een realistische berekeningsmethoden veel meer zal lijken op de die van de ons omringende landen. Het zal eveneens aantonen dat nergens ter wereld zulke absurd kleine afstanden tussen windturbines en woongebieden worden goedgekeurd dan in Nederland. De consequenties van de toepassing van de huidige berekeningen die ik zelfs gekscherend al een “sjoemelsoftware” heb genoemd heeft er voor gezorgd dat bijvoorbeeld de DCMR, die er voor dient te zorgen dat de burgers niet aan buitensporige geluidshinder wordt blootgesteld op voorhand alle wapen uit de handen werden geslagen. Immers de metingen die normaliter als ontoelaatbaar gekwalificeerd zouden moet worden, worden tot op heden gekwalificeerd als “Vallend binnen de richtlijnen en normen”.
Ergo, zolang de berekeningswijze niet aan de werkelijkheid worden aangepast zullen de buitenproportionele geluidsproblemen met windturbines in Nederland, NOOIT worden opgelost.
Het lijkt me noodzakelijk dat de afstand “windturbine/ woningen” vervat wordt in een simpele formule waarbij de masthoogte, of desgewenst de tiphoogte, van de windturbine, met toepassing van een bepaalde vermenigvuldigingsfactor, uitgangspunt voor de minimaal aan te houden afstand wordt.
In de ons omringende landen is dat al van begin af aan en zag men waarschijnlijk intuïtief al in dat een simpele, door iedereen controleerbare, methode de minste aanleiding tot problemen geeft.
Bij de Nederlandse wetgever zal destijds best wel een reden geweest zijn om dat juist niet te doen. Wellicht is die reden geweest om een verschil van berekenen aan te kunnen brengen tussen bijvoorbeeld stiltegebieden en gebieden die toch al aan een bepaalde geluidsbelasting worden blootgesteld. Dan nog zou dat echter geen excuus hebben mogen zijn om zo’n nodeloos ingewikkelde, aanvechtbare, nagenoeg oncontroleerbare en met een zekerheid van bijna 100% tot conflicten leidende wetgeving mogen leiden, zoals dat nu het geval is.
Mochten verschillen tussen bepaalde gebieden wenselijk zijn, (wat nog maar de vraag is) dan is dat geen enkel probleem om die in de reeds genoemde vermenigvuldigingsfactor te verwerken.
Het is om verschillende redenen onverantwoord om nog langer met de huidige wetgeving door te gaan.
Het is immers voor een gemiddelde burger absoluut onmogelijk om de juiste toepassing van de grondslag te controleren. Hoe kan een gemiddelde burger dan ooit zijn recht halen, als hij daarvoor (op eigen kosten) een deskundige moet inhuren die aan de hand van ingewikkelde berekeningen zo’n ongrijpbaar begrip als “geluidsoverlast”,met onbegrijpelijke uitgangspunten en dito formules, al tijdens een tervisielegging van windmolenplan moet aanvechten? Nog afgezien dat de huidige geluidsberekeningen vanwege niet voldoende invoermogelijkheden niet deugen, is het onethisch en maatschappelijk onacceptabel dat een wetgever de controle van een wetgeving op voorhand door een gemiddelde burger nagenoeg onmogelijk maakt.
Conclusie:
Los dit probleem op bij de bron, waar het ooit begonnen is.
Dit kan met een wetswijziging waarin wordt bepaald dat bij de afstandsbepaling van windmolens t.o.v. woningen uitsluitend, reeds in de praktijk bewezen correcte probleemloze afstanden gehanteerd mogen worden, die zijn gerelateerd aan de mast- of tiphoogte van de te plaatsen windturbines.
Neem tegelijkertijd nog wat duidelijker op dat er voor de bepaling van de minimum afstand tussen windmolens en woningen tevens rekening dient te worden gehouden met de door de RIVM berekende werplengte in geval van het door ‘overtoeren’ bij storm afbreken van molenwieken.
Alleen vanwege deze berekende werplengte (bij een ashoogte van 100 m is dat volgens de RIVM al ruim 600m!) blijkt al dat de windmolens in Geervliet alleen al om die reden, bijna 240 m verderweg hadden moeten staan dan wat nu het geval is.
Een ander aspect voor het bouwen van windmolens op ultra-korte afstanden, zoals dat bijvoorbeeld bij Geervliet is gebeurd, is de kans op overlast van laagfrequent geluid. De fundaties van giga-windmolens zijn doorgaans onderheid met betonpalen van soms wel lengtes tot wel 30 m. De trilling van de windmolens worden via de mast overbracht naar de betonpalen die het geluid dan heel gemakkelijk in de diepere grondlagen kunnen verspreiden. Van laagfrequent geluid is sprake tussen de 20 en 100 hertz. De gevoeligheid daarvoor is niet bij iedereen aanwezig, maar voor degenen die daar wel gevoelig voor zijn is dat een extra gezondheidsfacet wat het normaal dagelijks functioneren nagenoeg onmogelijk maakt.
Het is duidelijk dat de ontwikkelingen in de windmolenbranche de bestaande regelgeving heeft ingehaald.
Het niet “in de geest van de wet” hanteren van de wetgeving, op basis van achterhaalde niet voor mega-windturbines geschikte geluidsberekeningen, waardoor veel te grote windturbines op veel te korte afstanden van woningen worden geplaatst heeft tot ernstige misstanden geleid.
Door snel in te grijpen kunnen verdere excessen, op dit gebied, worden voorkomen.
De noodzaak hiervoor is zeer hoog, omdat anders het probleem waar de dorpen Geervliet en Heenvliet nu mee zijn opgezadeld zich, via jurisprudentie n.a.v. onterecht vergunde windparken, zich als een olievlek over geheel Nederland zou kunnen verspreiden.
Jan Breestraat
BOUWKUNDIG BUREAU BREESTRAAT
O N T W E R P E N – A D V I S E R E N – T E K E N E N
O U D E S I N G E L 2 3 – 3 2 1 1 B A G E E R V L I E T
T E L : 0 1 8 1 6 6 1 5 3 8 – J.BREESTRAAT@CHELLO.NL
Geraadpleegde bronnen:
– RIVM rapport 1/2013
– Kennisbericht Geluid van turbines, Versie 1.0
– Stichting LFG (Laagfrequent Geluid)
1. Gaarne op uw website een voorbeeldbrief van bezwaren tegen het windmolenpark Brielse Maasdijk en de Plaatweg.
2. Wat is uw commentaar op het artikel van Alfred Blokhuizen in de Nissewaaerd van 9-2-21 over de “zo gek nog niet gewoonten” van de Islam?
Dank voor uw reactie.
1. De concept zienswijze zal er binnen 2 weken zijn. Binnenkort verschijnt er een publicatie.
2. De heer Blokhuizen is een bekende voor PVV Nissewaard. Of zijn “Islam mondkapje” column nou serieus genomen moet worden is ons niet duidelijk. Ook de heer Blokhuizen heeft recht op vrijheid van meningsuiting. We zeggen dat met een glimlach 🙂